Steen voor steen

Er was een windhoos over Winsum getrokken, 's nachts. Niemand had er wat van gemerkt, maar de volgende dag was de Blauwe Zaal verdwenen, opgelost in het niets. De muren van de kerk waren blijven staan, nou ja, nog net, maar veel stenen waren door de windhoos overal in Winsum terecht gekomen.

De volgende ochtend was het een drukte van belang: 'Wat erg', zei de een, 'die prachtige Blauwe Zaal is weg, daar heeft m'n opa nog aan meegebouwd.' 'Nee hoor', zei een ander, 'daar is helemaal niks aan verloren gegaan: hij was zo lek als een mandje, en moet je eens kijken, wat een ruimte er nu is, je kunt eindelijk weer zien dat het een kerk is. Nou ja..., wás.' Want het was wel duidelijk dat die kerk na de windhoos onbruikbaar was geworden. Gelukkig hadden ze nog een oude kerk op reserve.
De politie was inmiddels ook gearriveerd: 'Opruimen die boel', zeiden ze, 'dat gaat zomaar niet: Winsum ligt vol stenen en dakpannen, en die komen bij jullie vandaan.' Zuchtend ging men aan het werk. Kruiwagens werden gehaald en aanhangers, en nog meer mensen werden opgetrommeld. Maar toen gebeurde er iets bijzonders. 'Hé', zei een kind, die ook een steentje wilde bijdragen, 'weet je wat er op de onderkant van die steen staat? Daar staat mijn naam op.' En een ander kind draaide een dakpan om: ook haar naam stond er op, en die van vader, moeder, oma, opa: als bij toverslag stonden hun namen op die stenen, álle gemeenteleden stonden erop, ook van de mensen die al lang overleden waren, of die wel eens in de kerk waren geweest bij een huwelijk of een andere bijzondere gelegenheid. En iedereen begon de stenen te verzamelen, steen voor steen. 'Leg ze maar neer op die lege plek, dan gaan we ze eerst schoonmaken', zei Klaas Dam, iemand die van aanpakken hield.

Zo gebeurde. Iedereen was bezig. Er kwamen een man langs met een rollator, te oud om mee te helpen; hij zei: 'Ik kan niet helpen, maar ik heb nog wel een paar centen over, koop daar maar cement voor, dan kun je de boel straks ook weer opmetselen. En ik zal tegen iedereen in Winkheem zeggen dat ze hun centen kunnen inleveren bij Bert Buisman. Kijk, daar staat ie: op de steiger, samen met de opzichter te genieten van het mooie uitzicht'. Vreemd was dat inderdaad vlak daarna een geldauto van Brink's voor de bouwplaats stond. Maar of dat geld bij de kerk is afgeleverd, of bij de buren is tot op de dag van vandaag niet duidelijk. In de weken daarna zág je het bouwwerk groeien. Het vreemdste was nog wel dat het fun¬dament van piepschuim was. 'Ja hoor, dat kan best', zei de aannemer, 'lekker warm aan de voeten, betonvloertje d'r overheen, en warmte uit de lucht. Als je d'r eenmaal zit, wil je d'r nooit weer weg.' Ook werden er in de zijkanten alvast twee biechthokjes gemaakt, wegens de toekomstige samenwerking met de rooms-katholieken.

Afijn, het leek wel toveren. En het was voor iedereen die meedeed leerzaam, verrassend, enerverend, kortom: geweldig. Iedereen leerde elkaar kennen, dankzij de namen op de stenen. Natuurlijk: er waren wel wat tegenvallers, er viel af en toe een raam uit, en toen de NAM weer eens
een aardbeving had georganiseerd, kwamen er scheuren in, maar het mooie was: overal was een oplossing voor, en niemand leek het meer erg te vinden dat er een windhoos was geweest die de halve boel omver had geblazen. En toen ze aan het verven sloegen zeiden ze: "Weet je wat, we schilderen de binnenkant geel en blauw, de kleuren van Viboa, want aan zo'n voetbalclub kun je een voorbeeld nemen en wie weet komen ze dan ook een keer op zondag met z'n allen hier.'

En een heleboel mensen die nooit meer naar de kerk gaan, waren verbaasd vanwege dit enthousiasme in een tijd van kerkverlating. Ze dachten: 'Nou zijn we weggegaan en moet je kijken wat een mooi spultje ze d'r van maken; waren we maar gebleven! Weet je wat: we gaan een kijkje nemen als 't klaar is.'
En de kerk werd groter dan wat je zag: hij werd verbonden met stroom, met water, met internet, ja zelfs met de zon. En hij werd gevuld met mensen die daar natuurlijk in de eerste plaats kwamen om gezellig koffie te drinken, maar die ook tegen elkaar zeiden: 'Eh, we zitten hier nou wel gezellig en zo fijn, maar waar wás die kerk ook alweer voor?' 'Een kerk', zei iemand die heel lang ouderling was geweest en het dus kon weten, 'een kerk is een
huis. En dat huis bestaat uit stenen, en op die stenen staan de namen van wie er wonen, en op de hoeksteen, die alles bij elkaar houdt, staat de naam van Christus. Het is een huis voor God en voor de mensen, en daarom is het nóg groter dan wat je ziet en waarmee het verbonden is: het is verbonden met álle huizen van God, over de hele wereld, ja, met alle huizen waarin mensen wonen van goede wil, en leven zoals God dat heeft bedoeld: een huis voor eenzamen en bedroefden, voor rouw en trouw, voor vreugde en voor verdriet. Het is verbonden met God'.

'Amen', zei iedereen, 'daar doen we het voor.'