Peter Wiersma

Peter Wiersma 

 

 

 

 


* 21 november 1949 - † 26 mei 2017

Er kwam een verdrietig en onverwacht einde aan het leven van Peter Wiersma,
nog maar 67 jaar oud, vader van Alfred, Marc en Esther, en grootvader van twee kleinkinderen. Eerder al overleed, te jong, zijn oudste broer Auke. Als mens sta je hier machteloos.

Ook andere ingrijpende gebeurtenissen waren ongevraagd op z’n pad gekomen: de brand van de boerderij in 1974, het overlijden van z’n vader, drie jaar later, en de ziekte van z’n oudste broer Auke. Het was een beproeving met name voor zijn moeder, die het desondanks redde, met de vele hulp om haar heen maar vooral door haar sterke en opgewekte karakter.

Peter kon de verantwoordelijkheid van het boerenbedrijf niet aan, alles wat moest, de voortdurende druk, het zelf beslissingen moeten nemen: het werd hem te veel, en z’n omgeving ook. Toch moest hij bezig zijn, en wat fijn dat hij een veilige plek vond op De Weide Blik, met structuur en begeleiding. Hij was de allereerste cliënt daar, in 2003. Pankaja Bours, van de Zorgboerderij, zei over hem in de dienst:

“De boerenwijsheid die Peter meenam, was kleurrijk en waardevol voor de anderen. Wij zagen het gemak waarmee hij de werkzaamheden deed. Het was zichtbaar dat hij in zijn leven al heel wat werk had gedaan. Hij had al jarenlang daarvoor samen met Koos op de eigen boerderij gewerkt. Peter kreeg langzamerhand raakvlakken met anderen, vooral met mensen met een boeren achtergrond. Peter kon ook goed met boer Pieter van De Weide Blik opschieten en had waardering voor Pieters werkwijze.

Peter had oog voor de natuur, leven en laten leven. Hij wist veel van de verschillende bodemsoorten, van de grotere samenhangen. De groenteteelt zei hem in het begin niet zoveel, maar later deed hij alle voorkomende werkzaamheden. Peter ging liefdevol met het vee om. Met beleid en was nooit ruw. Peter had een goede kijk op het vee. Hij kon zien wanneer een koe ging kalven. Hij twijfelde nooit, wist het altijd zeker. Ook wanneer het nog zou duren. Dan kon hij aangeven: ‘’morgen gaat deze koe kalven’’. En dat klopte dan ook.

Peter was vriendelijk, eigengereid en eigenzinnig. Er waren momenten van humor en grapjes. Peter zorgde dan ineens voor een frisse en relativerende sfeer. Peter kon ook impulsief en recalcitrant zijn en volgde dan zijn ingeving. Peter was af en toe onzeker dat hij iets niet goed had gedaan naar de ander en twijfelde dan over zichzelf. Peter vond het moeilijk om het leven te accepteren zoals het gaat. Hij kon onpeilbaar en ongrijpbaar zijn en soms heel erg stil. Dan vond hij het moeilijk om zich te uiten.”

De laatste jaren was hij veel op de boerderij van z’n zoon Alfred in Mensingeweer, waar hij met name op zaterdagmiddag, van kwart over 1 tot 4, z’n eigen gang kon gaan. Vooral het in de tuin werken had z’n liefde, hij deed dat graag, ook bij anderen, en mollen vangen – dat kon hij ook. Hij was vriendelijk en behulpzaam.

Hoewel hij genoot van een dagje Schiermonnikoog, was hij niet zo van de vakanties: het liefste zat hij gewoon thuis, was niet veeleisend voor zichzelf, maar gunde zichzelf ook niet veel. Anderen daarentegen kwamen bij hem niks tekort: op verjaardagen pakte hij uit; hij kon honderduit praten en vragen, maar over wat er echt in hem omging praatte hij niet. Voor de rest hield hij zich eerder afzijdig – ook activiteiten voor alleenstaanden, en diensten in de kerk bezocht hij nauwelijks of niet, ondanks uitnodigingen daartoe.

In de afscheidsdienst in Grijpskerk zongen we Psalm 43:

“Mijn ziel, hoe zijt gij zo verslagen,
mijn hart, wat kwelt gij u zozeer.
Vertrouw op 's Heren welbehagen.
Hij doet weldra de morgen dagen.
ja, ik zal zingen tot zijn eer:
mijn redder is de Heer.”

We mogen geloven dat hij nu de rust gevonden heeft die hij zocht.

Ds. Ignace Frénay