Preek Kerstmorgen 2016

(deze preek heb ik niet tijdens de dienst gehouden - daar heb ik het verhaal verteld dat te vinden is onder Kerstavond)

Lezen:

Kerst - Huub Oosterhuis

Verschrikkelijk is de wereld.
Geen Jezus zal Aleppo redden
en zijn god
zwijgt zo diep in alle talen
dat het voelt alsof hij niet bestaat,
nooit heeft bestaan, niet kan, niet wil -
wat is er met mijn brein
dat ik hem steeds weer denk?

Er zal nooit, nergens
een begin van redding zijn
als niet ten minste één mens zegt
'hier ben ik'
en ziende om zich heen
zoekt of er nóg een is, nog twee of drie
met vonken licht 'hier ben ik'
in hun ogen.

In diepe nacht - geen ster te zien
geen engelenzang te horen -
zullen zij gaan
om wat misschien nog kan,
te hopen valt,
te redden is
één vluchtkind kantje boord
voorgoed geboren.

Kerstmis is twee- of driemaal
niet te tellen naamloos velen
die 'hier ben ik' zijn
en doen wat moet gedaan.

en verder: Jesaja 8:23-9:6 en Lucas 2:1-12

Overweging

Herders en engelen komen we niet alle dagen tegen. Machthebbers en onderdrukkers wel. Mensen die met geweld van wapens of van woorden ons kwetsbare leven bedreigen, zodat we ons afvragen: kunnen we wel Kerstmis vieren? Kun je op tegen fundamentalisme, tegen bommen, tegen angst? En wat weten wij er eigenlijk van, wíj wonen niet in Aleppo. En zo’n verhaal, over engelen, over herders, ach, goed bedoeld, maar heeft het zin? De realiteit is toch zo anders. Jesaja noemt die realiteit al:

het juk dat op ons drukt,
de stok op onze schouder,
de zweep van de drijver.

Dat was toen, en het is nog steeds: we staan nog steeds onder druk van alles wat moet, van onszelf of van onze chef, we voelen de zwaarte van het leven,
en als we het zelf niet voelen, dan is er allicht iemand in onze omgeving die er slecht aan toe is, overspannen of depressief, het leven voltooid. Angst voor de toekomst, voor ons pensioen, voor ons huis dat ten prooi is aan aardbevingen of het hypotheekmonster, of de vraag: is er voor mij straks nog werk?

En temidden van die chaos wordt elk jaar weer dít verhaal verteld. Over een keizer, ver weg, die mensen wil tellen. En de mensen gaan. Ook Jozef en Maria. Maar dan breekt er een ander soort geschiedenis aan: de geschiedenis van God, die niet telt, maar vertelt, een verhaal. Een verhaal dat ons wegvoert uit de duisternis naar het licht, van de boze buitenwereld naar de wereld van het kind, dit kind, Jezus. Midden in de winternacht ging de hemel open. De herders deden hun eenvoudig werk, bij de schapen van anderen; maatschappelijk gezien stelden ze niet zoveel voor. En juist voor deze mensen gaat de hemel open, en wordt redding aangekondigd, in de vorm van een pasgeboren kind. Maar ja, eerst zien, en dan geloven nietwaar? En dus ze trekken op – naar de stad van David. Van het duister gaan ze naar het licht.

Kennen wij de stem van de engel? Ik denk het wel. Bij voorbeeld als antwoord op de vraag: hoe heb je het volgehouden? Hoe ben je staande gebleven, temidden van ziekte, ellende en dood, waar haalde je de kracht vandaan? En dan blijkt – terugkijkend – dat je kracht naar kruis kreeg, dat je op het juiste moment iemand ontmoette die je moed insprak, en waardoor je weer verder kon, een nieuw begin zag, ook al kreeg je geen antwoord op de vraag: waarom?

En dat nieuwe begin ontstond niet met geweld, niet door afbraak van het verleden, maar doordat er iets nieuws gaat groeien op de puinhopen van het verleden. En dat kleine beetje licht verlicht de totale duisternis. Wat zo mooi is: licht en duisternis staan niet als gelijkwaardig tegenover elkaar! Voor de deskundigen onder u: het is zelfs een ketterij – die van het Manicheisme Mani ging ervan uit dat er twee rijken waren: het rijk van het licht en het rijk van de duisternis. Die twee zijn met elkaar in strijd. En zo lijkt het natuurlijk ook vaak! Maar ze zíjn niet gelijkwaardig! In het licht kan ik geen duister doen ontstaan, omgekeerd wel! En dat gebeurt bij de geboorte van Jezus: daar breekt God in in de geschiedenis van de duisternis met zijn eigen licht – Jezus.

Nou moeten we niet net doen alsof er dan vervolgens geen duister meer bestaat, of geen strijd meer tussen duisternis en licht. Natuurijk: die is er nog steeds. Maar wie gelooft dat het licht overwint, en daarvoor hoef je alleen maar te kijken naar de eigenschappen van het licht, die laat zich er door het duister niet meer ónder krijgen, nee, voor hem is de duisternis eerder iets dat het enige antwoord op het kwade is: het goede doen. Zo iemand gelooft in Gods wijsheid die dwaasheid is voor de wereld, die gelooft in engelen, eerder dan in de oneliners van wie het zo goed weet. Het is niet voor niks dat we zingen:

Als alles duister is,
ontsteek dan een lichtend vuur dat nooit meer dooft.

of met Ede Staal:

't Het nog nooit, nog nooit zo donker west
Of 't wer altied wel weer licht

Als dat niet zo was, dan zou het donker ook allang overwonnen hebben, maar dat hééft het niet. Het steekt wel telkens weer de kop op, want het is een veelkoppig monster dat om oplettendheid vraagt en maatregelen, natuurlijk. Maar het is verleidelijk om de gelijke wapens op te nemen die het kwaad gebruikt: wapens tegen wapens, geschreeuw tegen geschreeuw, terreur tegen terreur. Maar de wapens van het licht zijn van een andere orde dan de wapens van het duister: zoals Paulus schrijft aan de Efeziërs:

“Pak daarom de wapens die God jullie geeft.
Dan kunnen jullie je verdedigen tegen de duivel
op de dag dat hij aanvalt.
En dan zullen jullie zijn aanval laten mislukken.
Jullie moeten klaarstaan voor de strijd, net als soldaten.
Maar dit is de manier waarop jullie moeten vechten:
Spreek altijd de waarheid, en doe altijd het goede.
Breng aan iedereen het goede nieuws van de vrede.
En houd altijd vast aan het geloof.
Want je geloof beschermt je als een schild
tegen de brandende pijlen die de duivel op je afschiet.
Vertrouw erop dat God je zal redden,
want dat vertrouwen beschermt je als een helm.
En de boodschap van Gód is je zwaard.
De heilige Geest zal je helpen
om die boodschap kracht te geven.”

Dat is nog eens andere koek dan de wraakzuchtige taal die onze samenleving vergiftigt. Hier wordt vriendelijkheid geplaatst tegenover haat, vredelievendheid tegenover agressie, zwijgen tegenover geschreeuw. Dát is Kerst, en dat vereist een grote standvastigheid en een groot geloof. Het vraagt moed om Kerst te vieren, om de boodschap van vrede gestalte te geven in ons eigen leven en dat van anderen. Juist omdat we de ander niet met gelijke munt terugbetalen, maar zélf de eerste stap zetten, de andere wang toekeren en dergelijke dwaasheden meer, dwars tegen de gewone gang van zaken in.

Ik eindig met een bewerking van psalm 14.

Nu eens die
dan weer een ander denkt:
God bestaat niet...

Als je hoort van zoveel pijn
leest over de mens als beest
ziet hoe een ziekte je kind ondermijnt
ervaart hoe hemel tot hel kan worden .
denkt nu eens die
dan weer een ander:
God bestaat niet...

God vanuit zijn hemel speurt
of er nog iemand is
die in Hem gelooft
en Hij stelt vast
in feite denken alle mensen:
God bestaat niet...

Elk mens heeft zijn verdriet
depressie en treurigheid
elk mens glijdt uit
en breekt stuk op het leven
elk mens voelt zich bedreigd
en bedrogen
elk mens stelt vast: God bestaat niet...
Want het is niet eerlijk
het is niet billijk
het is niet zuiver
het is niet goed
dat leven.

En wie heeft ooit gevraagd
te mogen leven?

Als er een God zou zijn
zou het leven niet zo
kunnen zijn als het is.

Geruisloos komt God uit zijn hemel
Stil gaat Hij het leven binnen
stil gaat Hij jouw leven binnen...

Zonder dat iemand Hem bemerkt
beweegt Hij zich door een mensenleven
en zet recht
zet recht wat scheef dreigt te gaan
tilt op wat gevallen is
brengt op een idee wie niet meer weet
hoe het moet.

God bestaat niet,..
Hij is
aan het rechtzetten.

Voel je Hem niet
grijp even achter je
daar merk je een beweging
- hoe bestaat het -
daar staat Hij.

Psalm 14 – (bewerking: Harry Faber van der Meulen)

Ds. Ignace Frénay