Pasen 2015 Centrumkerk

Pasen 2015

Lezen: Handelingen 22,6-15 en Johannes 20,1-18

Behalve een nieuwe kerk hebben we inmiddels ook een nieuw Kerkblad. Ik hoop dat u het gelezen hebt, en ook dat u alles gelezen hebt. Dan heeft u ongetwijfeld ook kennis genomen van het verhaal over de patroonheilige van de Torenkerk, de heilige Iracundus. Prachtige icoon erbij, en zijn belangrijkste wonder: hij heeft de Groningers aan het praten gekregen: groetten zij elkaar eerst alleen maar met een hoofdknikje, sinds Iracundus zéggen ze er zelfs iets bij: "Moi!" Dit nu werd door Rome als wonder erkend. Vrijwel alle reacties zeiden: Wat een prachtig verhaal, we kenden deze heilige helemaal niet! Zelfs een goed rooms-katholieke familie hier uit Winsum stond niet verbaasd over dit verhaal. Welnu: ik zal het u maar verklappen: de feestdag van deze heilige valt op 1 april, en het verhaal is van A tot Z verzonnen.

Wat heeft dit nu met Pasen te maken? Er waren velen die geloof hebben gehecht aan dit verhaal, en die zich nu zullen afvragen: als dominee Frénay dit verhaal helemaal verzonnen heeft, kunnen we dan nog wel geloven wat hij in zijn Paaspreek zegt?

Of, met de vraag van Pilatus: Wat is waarheid? Hoe weet je of iets waar is? Of Jezus echt geleefd heeft bijvoorbeeld. U weet: dat heeft een dominee laatst zijn baan gekost. Maar belangrijker nog: wat moeten we nou denken van dat Paasverhaal? Zo'n moeilijk verhaal – Kerst is veel makkelijker, daar kun je je tenminste een voorstelling van maken. Maar Pasen... – vreemd hoor, een leeg graf, engelen, een verschijning die je niet herkent.

Wat is waar? Waar is, heel simpel gezegd, wat je zélf hebt gezien, wat je hebt waar-genomen. Maar dan beginnen de problemen pas goed, want ík heb Jezus niet gezien, en de meesten van u waarschijnlijk ook niet. Dan moeten we het dus doen met de verhalen van mensen die hem wél gezien hebben, en die dat zó vertellen dat we ze gaan geloven. We gaan daarom straks kijken naar Maria Magdalena, maar eerst naar Paulus.

We kennen zijn verhaal: hij vervolgde de aanhangers van Jezus toen heette hij trouwens nog Saulus, een letter verschil. Op zeker moment was hij op weg naar Damascus, en werd omstraald door een fel licht hij viel op de grond, en hoorde een stem. Nou riep die Paulus bij mij heel lang ergernis op: ik vond hem zelfingenomen, eigenwijs, en hij schrijft warrig. 'Apostel' noemde hij zich, en hij hoorde helemaal niet bij de twaalf ! Hij had Jezus nog nooit gezien! Maar ik moet u zeggen: ik ben hem in de loop van mijn leven gaan waarderen, en hij intrigeert me steeds meer. Wat is er met die man gebeurd, waardoor hij van vervolger van Jezus werd tot diens grootste verdediger?

Wat heeft hij gezien? Hij heeft Jezus gezien. En dat was voor hem een openbaring. Een openbaring is als je méér ziet dan er te zien valt. Dat kan ik het beste uitleggen aan de hand van verliefdheid. Soms zie je een stelletje op straat lopen, waarvan je denkt: wat ziet hij toch in haar? of in hem, al naargelang. En tóch stralen ze allebei van geluk, terwijl ze helemaal niet voldoen aan het schoonheidsideaal uit de modebladen. Wat zien ze toch in elkaar?

Dat heeft te maken met liefde. Door de liefde kijk je anders, zie je méér dan wat we kunnen meten, tellen en wegen. Een buitenstaander ziet dat niet, ja, een goede vriend of vriendin kan zich er misschien in verplaatsen, maar dan nog. Dan nog kan ie je vragen, in een eerlijke bui: wat zie je toch in haar? Zo'n dom wicht. En dan zegt die vriend: ja, maar ik zie iets in haar wat jij niet ziet. En dat straalt er van af! Je ziet het aan de ogen, aan de kleur op het gezicht, de lach om de mond. Hij is verliefd! Liefde maakt niet blind, maar helderziend.

En wat Paulus daar zag, onderweg naar Damascus, was een blikseminslag van liefde. Dan wordt hij eerst blind, hij kan niet meer zien. Dat wil zeggen: z'n oude werkelijkheid blijkt gebaseerd te zijn op verblinding. Saulus ontdekt dat hij verblind was. En dat ontdekt hij doordat hij Jezus ziet. Het verandert zijn leven, het verandert het leven van de eerste christenen. Wij realiseren ons dat meestal niet, maar Paulus is de oudste schrijver van het Nieuwe Testament.

Zijn ervaring onderweg naar Damascus moet niet zo lang na Pasen zijn geweest, zo rond 34. Paulus is de eerste die schreef: "Christus is verrezen!", lang voordat de evangeliën op papier kwamen te staan. Maar wat ontdekte hij nou precies? Wat gebeurde er in die ontmoeting met dat oogverblindende licht? Paulus ontdekte, nee, ervoer, dat Christus in hem was opgestaan. Christus, de nieuwe mens, stond in Paulus op. En z'n oude ik – Saulus, die stierf.

Voor hem betekende dat dat er geen onderscheid meer was tussen man en vrouw, jood en griek, geen slaaf of vrije, we zijn allemaal gelijk in Christus. Het gevolg is een enorme innerlijke vrijheid, want omdat Christus leeft in mij, zijn wij bevrijd van wat mij gebonden houdt aan allerlei onzin, regeltjes, normen en opvattingen, want het enige waar het nog om gaat is: de liefde van Christus. Niets kan mij daarvan scheiden.

Romeinen 8: 35 Wat zal ons scheiden van de liefde van Christus? Tegenspoed, ellende of vervolging, honger of armoede, gevaar of het zwaard? 36 Er staat geschreven: 'Om u worden wij dag na dag gedood en afgevoerd als schapen voor de slacht.' 37 Maar wij zegevieren in dit alles glansrijk dankzij hem die ons heeft liefgehad. 38 Ik ben ervan overtuigd dat dood noch leven, engelen noch machten noch krachten, heden noch toekomst, 39 hoogte noch diepte, of wat er ook maar in de schepping is, ons zal kunnen scheiden van de liefde van God, die hij ons gegeven heeft in Christus Jezus, onze Heer.

Christus staat in ons op, als we het maar willen zien, als we de uitgestoken hand maar willen zien, de liefde van God die in Hem is geopenbaard.

Nou willen we het meestal allemaal zelf doen, hebben dus geen uitgestoken hand nodig, en ook geen liefde, want die kun je toch allen maar verliezen. Maar wie zich overgeeft aan dit geheim, ontdekt wie Christus is, ontdekt wie hij zelf is. Dat Christus leeft in hem, in haar.

Dat gaat niet zonder slag of stoot, daar gaat Goede Vrijdag aan vooraf. Een voorbeeld om na deze hooggestemde gedachten weer met beide benen op de grond te komen. We kennen in ons leven allemaal ervaringen van dood en van verlies, bij voorbeeld als je je baan kwijtraakt. Daardoor kun je flink in de put raken. Op zo'n moment kunnen er mensen op je weg komen die je steun bieden, die je attent maken op talenten waarvan je misschien zelf niet eens wist dat je ze in huis had.

Zo iemand is op dat moment voor jou een engel, de boodschapper van een hogere werkelijkheid. Dan keer je je om van het verleden, van de mislukking, naar de toekomst, naar nieuwe mogelijkheden. Goede Vrijdag is die ervaring dat ons leven ons bij de handen afbreekt, dat we geen toekomst meer zien, dat ons leven doodloopt. Maar in de stilte van Stille Zaterdag is er iets gebeurd, onzichtbaar, zoals er met de graankorrel in de grond iets gebeurt wat we niet kunnen zien. En met Pasen is in ons de hoop opgestaan: het hoeft niet zo te blijven als het was. Maar dat kan alleen als je iemand ontmoet die jou ziet zoals je in diepste wezen bent. Dan wordt je vertrouwen hersteld, en kun je verder.

Zo iemand was Maria Magdalena. Er wordt beweerd dat ze verliefd op Jezus was. Zij gaat in haar eentje naar het graf. Het is nog donker. Je kunt niks zien, zoals je geen licht ziet temidden van de ellende. Wat ze ziet is dat de steen weg is, en ze trekt een conclusie: ze hebben hem weggehaald uit het graf. Waar hebben ze hem neergelegd? Dan rennen Petrus en Johannes er naar toe. Johannes ziet ook van alles, maar gaat het graf niet in. Dat doet Petrus wel. Maar die ándere leerling, dat moet Johannes zelf zijn, zág en geloofde.

U ziet, de verteller speelt met de woorden zien en geloven, want het is duidelijk dat je eerst iets moet zien voordat je kunt geloven. Maar dat gaat niet in een keer, het gaat in stappen van geleidelijkheid. De zon, het licht van het geloof, komt pas langzaam op. Dan gaan Johannes en Petrus weer terug, Maria Magdalena blijft alleen achter. Ze huilt. Ze kijkt in het graf, en dan ziet ze twee engelen zitten, een aan het hoofdeinde en een aan het voeteneinde, dezelfde opstelling als de cherubs op de ark van het verbond.

Ze vragen haar wat haar zo treurig maakt, en dan voelt ze zich serieus genomen. Dat is hetzelfde als wanneer iemand aan je vraagt: en hoe gaat het nou écht met je? Ze draait ze zich om, en ziet de tuinman, denkt ze. Nóg ziet ze niet wat ze moet zien. Terwijl ze Jezus toch zo goed kende! Nee, pas als die zogenaamde tuinman haar naam noemt, herkent ze hem. Hij kijkt haar aan met de ogen van goddelijke liefde, en dan ziet zij, maar op een nieuwe manier! Zien gaat dieper dan kijken.

En nu zij hem gezien heeft wordt zij, net als Paulus, geroepen om het verhaal verder te vertellen. Dat onwaarschijnlijke, onbewijsbare verhaal dat Jezus lééft, sterker nog: dat hij in ieder van ons wil opstaan, omdat het onze diepste roeping is gelijk te worden aan hem.

Opdat God alles in allen zal zijn.