Geertje Cleveringa-Postmus


Cleveringa Postmus

 

 

 

 

 

 


 
(* 13 september 1928 † 15 juni 2018)

Mevrouw Cleveringa had vroeger een lieve moeder, maar werd door haar va-der ondergewaardeerd, om het maar eens netjes te zeggen. En alsof deze valse start in het leven nog niet genoeg was, werd zij ook nog weduwe – op té jonge leeftijd, met drie jonge kinderen. Een dramatische gebeurtenis: haar man Klaas was verdronken, maar er werd niet over gepraat. Pas veel later, toen haar jongste zoon ernaar vroeg, lichtte ze een tipje van de sluier op. Maar verder hield ze de boot af, ze had het ook nooit geleerd.

Ze redde zich met de kinderen, zo goed en zo kwaad als het ging. Van haar familie had ze nauwelijks of geen steun, en zo voedde ze haar kinderen op, als een moeder die er altijd was, thuis klaar zat met de thee, maar de boel wel graag onder controle hield. Er kon veel: ze genoot van de crossauto’s en de brommers op het erf. maar mensen van buiten hield ze liever op afstand.

Haar eigen huis was netjes, en dat moest zo blijven. Werd dat bedreigd, dan kon ze je dat onverhoeds, en behoorlijk ontactisch laten weten. Het was meer onhandigheid dan kwaaie opzet, en achteraf zag ze dan wel in dat ze het an-ders had moeten aanpakken. Ze had het nooit geleerd.

Ze hield van uitjes – een week voor haar overlijden was ze nog met haar schoonzoon naar Lauwersoog geweest. Zelf had ze op latere leeftijd nog haar rijbewijs gehaald en een Kever gekocht – wat genoot ze van de vrijheid die dat gaf!

Ze hield van bloemen, mocht graag puzzelen, TV-kijken en streekromans le-zen. Al van jongsafaan had het vak Aardrijkskunde haar belangstelling, het was, volgens de meester van destijds, ook het enige waar ze goed in was, en waarin ze ten voorbeeld werd gesteld aan de rest. Haar atlas was haar heilig: alles zocht ze er in op. En haar favoriete TV-programma was Rail-away: zo kon ze reizen, terwijl ze thuis bleef.

Over haar geloof liet ze zich niet zoveel uit – maar ze vertrouwde er wel op dat er méér was. Haar geloof was na het plotselinge heengaan van haar man ook behoorlijk op de proef gesteld; voor haar schoonvader gold dat nog meer: die viel van het ene op het andere moment van z’n geloof. Een God die je dat aandoet – daar kon hij met z’n verstand niet bij.

Ik ook niet, want ik geloof niet in een God die ons aan een touwtje heeft, als een marionet, en de een opzadelt met ongelukken of enge ziektes, en een ander een lang leven gunt. Maar wél in een God die ons de kracht geeft om het aan te kunnen, om het noodlot het hoofd te bieden. Die kracht heeft zij gehad, ook al twijfelde ze op het eind van haar leven wel of ze het wel goed gedaan had. Gelukkig kunnen haar kinderen daar een volmondig ‘ja’ op antwoorden.

En zo mogen we geloven dat iemand die voor haar eigen gevoel op de laatste plaats begon, nu verheven is op de eerste plaats. Want Jezus is er niet voor de succesvollen, de mensen met de grote mond, maar hij is er voor de minsten, zoals duidelijk werd uit het evangelieverhaal dat tijdens de uitvaart werd gelezen (Lucas 14).

Haar zal worden recht gedaan door de God die haar in het leven heeft geroe-pen, en die haar, nu zij van deze aarde is heengegaan, ook weer liefdevol zal ontvangen. Dat het goede dat zij gedaan heeft voor altijd bewaard mag blij-ven in de harten van wie haar lief waren.

Ds. Ignace Frénay