Preek zondag 11 maart 2007

Wie is de schuldige?

Lezen: Exodus 6:1-7 en Lucas 13:1-9

't Is nog niet zo lang geleden dat in een bepaalde hoek van de kerk werd gezegd dat de varkenspest een gevolg was van de zondigheid van de betreffende boer. Stel je eens voor: je varkens worden afgemaakt, je bedrijf gaat naar de knoppen, en dan krijg je van de kerk nog een trap na, dat het allemaal je eigen schuld is. 't Lijkt wel alsof er een schuldige móet zijn.

't Gebeurde in Canada, midden in de winter: een schoolbus vol dorpskinderen raakt van de weg en zakt door het ijs van een bevroren rivier. Twee mensen overleven het ongeluk: de chauffeur en een meisje. Dan komt er een advocaat die - tegen een riante vergoeding - z'n diensten aanbiedt. Ongelukken bestaan niet, zegt hij, het is altijd iemand z'n schuld, van de bouwer van de vangrail, van de buschauffeur, of van de gemeente.

Er móet een schuldige worden aangewezen. Want het noodlot bestaat niet. Het krijgt de naam van 'ze'. 'Ze' hebben de bus niet goed gemaakt, 'ze' hebben de weg zo pal naast de rivier gelegd, 'ze' hebben de vangrail verkeerd geplaatst. 'Ze' moeten dus betalen, en flink ook. Want íemand is schuldig.

Die 'ze' die kennen we ook in onze eigen kerk, in onze gemeente: 'ze' doen niks voor de jeugd, 'ze' doen te weinig voor de ouderen. 'Ze' doen maar. Fijn, want dan ben je d'r van af. Als je de wereld verdeelt in 'ze' en 'we', dan is alles heel overzichtelijk; je kunt je opsluiten in je eigen vesting van goede bedoelingen, zonder dat je in gesprek hoeft te komen met die anderen.

Veel moeilijker wordt het namelijk om jezelf de vraag te stellen: wat kan ík doen, voor de jeugd, voor de ouderen, voor de kerk? Want juist in de kerk zijn 'we' en 'ze' één, althans, dat proberen we, zeker als we met elkaar de Maaltijd van de Heer vieren. Maar 't wordt voor ons heel lastig als we geen schuldige kunnen aanwijzen, als we geen oorzaak kunnen vinden.

Vandaar de vele waaroms in rouwadvertenties en bij ernstige ziektes. Als je geen antwoord krijgt, dan kun je altijd nog Gód de schuld geven. Die zegt toch niks terug. Maar God heeft deze wereld toch gemaakt. Waarom laat Hij dat dan allemaal toe? Waarom laat Hij toe dat kinderen geslagen worden en misbruikt, over straat moeten zwerven, omdat ze thuis niet kunnen zijn wegens spanningen en ruzie. Waarom laat Hij toe dat mensen in de bloei van hun leven sterven aan kanker?

En je krijgt geen antwoord. 't Stelt een mens enorm op de proef, want we wíllen zekerheid, we willen overzicht, we willen een verklaring kunnen geven. Er móet een schuldige worden aangewezen. een ander, wijzelf, of God.

De vraag naar schuld en lijden is een vraag van alle tijden. Misschien komen we verder als we zien hoe Jezus met die vraag omging. Op zeker moment, zo hoorden we, worden er in de tempel een aantal Galileeërs vermoord, door aanhangers van de Romeinse overheersers. Die Galileeërs waren felle jongens, die tegen de Romeinen waren. Waren het nu ook zondaars, was het hun eigen schuld dat ze gedood werden?

Jezus geeft een raadselachtig antwoord: nee, het waren helemaal geen zondaars, niet meer en niet minder dan anderen, maar als jullie je niet bekeren, dan zul je op dezelfde manier omkomen. Het lijkt wel alsof Jezus hier een donderpreek houdt, of met het verkeerde been uit bed is gestapt. En later herhaalt hij 't nóg een keer.

Dan gaat het erom of de mensen die toevallig onder een toren liepen en toen gedood werden doordat die toren omviel, of die mensen daar zelf schuld aan hadden. Nee, zegt Jezus, het waren helemaal geen zondaars, niet meer en niet minder dan anderen, maar als jullie je niet bekeren, dan zul je op dezelfde manier omkomen. Bekeren waarvan?

Ik denk dat hier bedoeld wordt: je bekeren van het idee dat ongeluk en onheil een oorzaak heeft, je bekeren van het idee dat er een schuldige moet worden aangewezen, je bekeren van het idee dat 'ze' het hebben gedaan, en dat je zelf buiten schot kunt blijven.

En dan vertelt Jezus een merkwaardig verhaal, over een vijgeboom. De vijgeboom, de ficus, was volgens de traditie één van de twee bomen in het paradijs. Een prachtige boom, met grote bladeren, een boom die twee maal per jaar vrucht draagt. Als er van je gezegd wordt dat je onder je wijnstok en je vijgenboom zit, dan betekent dat in het joodse spraakgebruik dat je een gelukkig en tevreden mens bent.

Maar deze vijgeboom is dor: hij draagt al drie jaar geen vrucht meer. De eigenaar is ongelukkig en ontevreden. Weg ermee. Dat soort vijgebomen kennen we allemaal: het zijn de mensen waar je niet meer in gelooft, het is de kerk waarin je teleurgesteld bent, het zijn je eigen idealen waar niks van terecht is gekomen, je eigen leven dat mislukt is; je bent het zelf, een dorre boom zonder toekomst. Hak hem om, zegt de eigenaar, waarom zou hij de grond nog uitputten?

Nee, zegt de wijngaardenier: geef hem nog een kans. Ik zal eens zíen wat ik kan doen. Ik zal eens zien wat ík kan doen. Omspitten; dat is: haal je oorspronkelijke geloof eens naar boven, het geloof uit je kindertijd, toen alles nog mooi was, de zon altijd scheen, en je ouders er nog waren. Ga eens terug naar toen je twintig was, toen je vol idealen zat, waarin je geloofde, en waarvoor je wou vechten, toen je je vrouw eeuwige trouw beloofde. Haal dat eens naar boven, die ervaringen van licht, en kíjk in dat licht naar de puinhoop die je ervan gemaakt hebt, je ontrouw, je teleurstelling, je vergissingen, je twijfel, je angst. Die puinhoop, al die shit, dat is de mest die de wijngaardenier nu gaat gebruiken om die vijgeboom een nieuwe kans te geven.

En dan? Dan eindigt het verhaal van Jezus; Hij zegt niet hoe het afloopt, Hij zegt niet of die vijgeboom het dan plotseling goed gaat doen. Hij houdt het open, en vraagt dat ook van ons: hou de toekomst open, begraaf je niet in wat geweest is, geef jezelf, geef de ander, geef God een nieuwe kans.

Dan kan het gebeuren dat je - onverwacht - weer tot bloei komt, dat je Gods stem hoort, zoals Mozes, - die God ontmoette, zomaar tijdens z'n werk, God die hem zei dat hij het volk zou bevrijden van angst, van twijfel, en van dwang; God, wiens enige naam is: Ik zal er zijn voor jou.

Ds. Ignace Frénay