Jan de Vries

* 2 maart 1925 - † 22 november 2015

jandevries.jpg

 

 

 

 

 

 

 

Nederig van hart, en zachtmoedig. Twee woorden uit de Bergrede die op Jan de Vries van toepassing waren. Bescheiden en dienstbaar. Het was de eenvoud die in de Bergrede wordt geprezen, en die hem gelukkig maakte. Hij hoefde geen nieuwe spullen, of steeds méér, en daarmee was hij een voorbeeld van wat wel genoemd wordt: de evangelische armoede. Zonder daar ook maar één woord aan vuil te maken, was dat gewoon zijn manier van leven. Zo volgde hij Jezus na, die leefde voor God en niet voor de spullen.

Ook Jan de Vries realiseerde zich maar al te goed hoe tijdelijk het bestaan hier is. Hij zag er niet tegenop weg te gaan, ook al vervulde het afscheid hem met verdriet. "Ik ga naar Jezus" – zo was z'n overtuiging. De aardse woning is ingeruild voor een hemelse woning. Ik had hem nog voorgelezen uit Psalm 103: "Mensen – hun dagen zijn als het gras, zij bloeien als bloemen in het open veld; dan waait de wind en ze zijn verdwenen en niemand weet waar ze hebben gestaan. Maar duren zal de liefde van God, en Hij doet recht van geslacht op geslacht."

Diep geroerd was hij toen zijn kleindochter Marieke hem vertelde dat zij in verwachting was, en dat hij dus z'n eerste achterkleinkind zou krijgen. Diep geroerd, omdat zijn lieve vrouw dat niet meer zou meemaken, maar ook omdat hij heel goed begreep dat de ene generatie ging en de andere kwam.

Maar behalve een aardse stamboom, hebben wij ook een hemelse stamboom. Een mens komt bij z'n ouders vandaan, maar ook van God. Het lichaam waarin we hebben geleefd en liefgehad is tijdelijk – maar wie we zijn, ons wezen, dat wat boven ons uitgaat, nemen we mee naar de hemelse woning, zoals Paulus dat noemt. En wat weten wij daarvan? Het is – zoals dat in het gedicht stond dat Tom voorlas – dat wat wij in ons hart blijvend meedragen. als lichtschijn van de eeuwigheid.

Ik heb uw naam in het zand geschreven,
maar de wind liet uw naam daar niet staan.
Ik heb uw naam in het hout gesneden,
maar de boom heeft uw naam weg gedaan.
Ik heb uw naam in een steen geschreven,
maar de tijd heeft uw naam doen vergaan.
Ik heb uw naam in mijn hart gesloten,
en uw naam blijft staan, zal met mij gaan.

Hij is voorgoed geborgen in ons hart, en in God.

Ds. Ignace Frénay