Preek 18 januari 2015

"Heb je vijanden lief"

Lezen: Psalm 27, Fil.2,1-11 en Mt.5,38-42

"Heb je vijanden lief, en bid voor wie je vervolgen." Deze zin uit de Bergrede heeft mij de afgelopen tijd niet losgelaten; ik wil u wel zeggen dat ik ermee geworsteld heb. Want Jezus vraagt het van me, en ik kan het niet. Hoe kun je mensen liefhebben die anderen afslachten, en de veiligheid van een hele samenleving bedreigen?

Begrijpt u me goed: ik ga vandaag niet het zoveelste commentaar leveren op de gebeurtenissen in Parijs, want dat is mijn taak niet. Wat wél mijn taak is, is nadenken over mijn innerlijke houding; en van dat proces verslag doen aan u. Een waarschuwing vooraf: ik ben daar niet uitgekomen! Aan het eind van de preek bied ik geen kant en klare oplossing, wel een oefening trouwens; mijn worsteling is niet afgelopen, maar misschien lukt het om al denkend een eindje verder te komen.

Om te beginnen terug naar vorige week zondag: ik ken de Place de la République, waar toen die indrukwekkende mars werd gehouden tegen barbarij en fanatisme en voor het vrije woord; ik heb ooit Frans gestudeerd, en in Parijs gewerkt, vlakbij die Place de la République. Wat is de basis van de Republiek? In de 18e eeuw maakte het volk zich los van de dwang van koning en van adel. Dat gebeurde in 1789, tijdens de Franse revolutie: waarvan de principes zijn: vrijheid, gelijkheid, broederschap. Prachtige principes, maar ze leidden nog geen vijf jaar later tot een van de bloedigste periodes in de Franse geschiedenis: een periode die bekend is geworden als de Terreur, het schrikbewind. De Guillotines maakten overuren om alle tegenstanders van het nieuwe regime zo efficiënt mogelijk uit te schakelen. In heel Frankrijk werden zo'n 15.000 mensen onthoofd. Het begin van de Franse Republiek is in bloed gedrenkt.

Maar overal waar idealen worden gekaapt door fanatiekelingen, blijft er niet veel over van de oorspronkelijke bedoeling. Dat geldt voor de franse revolutie, maar ook voor islam, christendom, marxisme. En al te vaak is religie de brandstof van een heel ander proces, namelijk economische achterstelling en maatschappelijke onvrede. Een voorbeeld: We horen inmiddels vrijwel nooit meer iets over het conflict in Noord-Ierland: dat ging toch over protestanten tegen katholieken? Nee, dat ging in de eerste plaats over Engelsen tegen Ieren, over machthebbers en onderdrukten, over rijken en armen, en de religie was slechts de uiterlijke verschijning van dat conflict.

In het latijn is er een uitdrukking die luidt: "corruptio optimae pessima". "Het bederf van het beste leidt tot het slechtste". Een bank is op zich iets goeds: je kunt er spaargeld heenbrengen, of geld lenen, al naargelang. Zo helpt de een de ander: en zo werd de coöperatieve boerenleenbank opgericht, co-operatief, gebaseerd op samen-werking. Maar geld roept blijkbaar ook het slechtste in mensen boven, en daarom staan de banken al enkele jaren in een kwade reuk, omdat geld gebruikt wordt niet als ruilmiddel, maar als middel om nog meer geld te maken. Zo wordt iets wat in principe goed is een voertuig van hebzucht en andere machten. Op precies dezelfde manier hebben fanatisme en starheid ervoor gezorgd dat het christelijk geloof een slechte reputatie kreeg, en hebben tallozen de kerk verlaten.

En daarom is nu de vraag: Hoe het tij te keren? Dat is de vraag waar politici en regeringsleiders voor staan, en ik benijd ze niet. Maar zelf ben ik geen politicus of regeringsleider, en ik hoef die vraag daarom ook niet te beantwoorden. Wél is voor mij van belang: wat is mijn innerlijke houding, wat gebeurt er met mij, en wat laat ik met mij gebeuren als ik geconfronteerd word met barbarij en onvrede?

Mijn invloed als individu is maar beperkt, en daarom zoek ik het antwoord in: teruggaan naar de oorsprong, naar de kern. En zó te zien hoe ik daardoor kan veranderen, en een rol, een bescheiden rol, kan spelen in het proces van de grote veranderingen. De wereld kunnen we niet veranderen: we kunnen de geschiedenis niet ongedaan maken, de godsdiensten niet afschaffen, en barbaren niet op andere gedachten brengen, tenminste niet in ons eentje, en ook niet één keer.

Wat we wel kunnen is: onszelf veranderen, en de angst en de boosheid in ons eigen hart onder ogen zien. Boosheid op zich is niet erg: het zet ons op het spoor van recht en gerechtigheid. Boosheid wordt pas erg, als het ons verhardt, als we er in blijven zitten, want dan stikken we erin, zoals de uitdrukking luidt. Daarom vraagt Jezus van ons: zachtmoedigheid, dat is een gemoed dat niet verhard is, omdat een verhard gemoed alleen maar met angst op angst kan reageren, en op geweld met geweld. Zou houden we vijandschap in stand. Daarom bestaat de hele Bergrede van Jezus uit een omkering van alles wat wij gewoon vinden.

Wat vinden wij gewoon? Word je geslagen? Sla terug, want je laat je toch niet op je kop zitten? Hangen de takken van de buren over mijn hek? Ga naar de rijdende rechter, want ik heb gelijk, en de buurman is een..., nou ja vul zelf maar in. Dat is onze reflex, ook die van mij. Heel menselijk, heel begrijpelijk. De vraag is alleen of je er verder mee komt.

Ergens moet de vicieuze cirkel van geweld en van angst worden doorbroken. En dat kan alleen maar door op een radicaal andere manier te denken en te handelen. Zegt Jezus. Kunnen we kijken naar de mens achter de daad? Niet om z'n daden goed te keuren, maar wel om ons in hem te kunnen verplaatsen? Kunnen we luisteren, zonder oordeel, hoezeer iemands gedrag ons ook tegenstaat? God laat immers zijn zon opgaan over goeden en slechten. Zijn zon! Niet die van mij.

Nou is dit alles misschien wel veel gevraagd, soms zelfs teveel, als het gaat om extreme situaties. Maar we kunnen ons er misschien wel in oefenen, in die andere houding. Daar heb ik een oefening bij bedacht, en die wil ik u graag vertellen: het is een uiterst eenvoudige oefening die u elke keer kunt doen als u naast iemand in de auto zit. U bent dus of zelf de bestuurder, of u zit ernaast. Wat je vaak ziet is dat de bijrijder zich gaat bemoeien met de rijstijl van de bestuurder: - nee, je moet hier rechtsaf, - zie je die auto niet, - je mag hier maar 60! Zo verandert een liefhebbende echtgenote in een heerszuchtige tom-tom, waar de bestuurder het heen en weer van krijgt. Man en vrouw zijn tijdens de rit elkaars vijand geworden. De oefening voor de bijrijder is: hou je mond! hou je kritiek voor je, en probeer, ook van binnen, volkomen rustig te zijn! Je mond houden is namelijk niet voldoende, dan nog kun je je tijdens de hele rit verbijten, en knarsetandend zien dat hij alwéér dezelfde fout maakt. De oefening is om de verantwoordelijkheid helemaal te laten bij wie die ligt: - dat is de bestuurder - en zelf rustig onderuit te zakken. Rijjijofrijik. De oefening voor de bestuurder is, u raadt het al: zich niet van de wijs laten brengen door de kakelende echtgenoot.

Goed, misschien vindt u dit voorbeeld wel veel te simpel. Dat geef ik onmiddellijk toe, maar als wij de liefde tot de vijand niet oefenen in de meest alledaagse situaties, dan leren we het nooit. We leren het in de gemeenschap van de kerk, waar ook vervreemding en haat voortkomen; hier mogen we elkaar erop aanspreken, als broeders en zusters. We leren het door met elkaar het evangelie te lezen, en ons te oefenen in de onmogelijke dingen die daarin staan.

Als u geen tijd heeft om het hele evangelie te lezen, lees dan in elk geval de hoofdstukken 5 tot en met 7 uit het Mattheusevangelie: de Bergrede. In het midden staat het Onze Vader, het gebed dat we uit ons hoofd kennen, en dat begint met God aan te roepen als Onze Vader. Onze, Vader van alle mensen dus, en waarin we de hoop uitspreken dat zijn Koninkrijk komt. Dat is Gods nieuwe wereld. Maar die komt er echt alleen als wij bereid zijn Jezus te volgen in de omkering van het gewone, in het doorbreken van vijandschap en haat.

Jezus heeft met z'n leven laten zien dat dat kan: Hij was God die de gestalte aannam van een dienstknecht, Hij liet zich niet voorstaan op macht of eigen gelijk, Hij blééf leven vanuit de overtuiging dat Gods nieuwe wereld sterker is dan terreur, angst en fanatisme. en zich baanbreekt, dwars door de doodskrachten heen. Die hoop bezielde hem, en bezielt tot op de dag van vandaag allen die Hem serieus willen volgen. "Daarom heeft God hem hoog verheven en hem de naam geschonken die elke naam te boven gaat."

Ik eindig met een gedicht over hoop van de Tsjechische schrijver Vaclav Havel

"Diep in onszelf dragen wij de hoop.
Als dat niet het geval is,
is er geen hoop meer.

Hoop is een kwaliteit van de ziel
en hangt niet af
van wat er in de wereld gebeurt.

Hoop is niet voorspellen
of vooruitzien.
Het is een gerichtheid van de geest,
een gerichtheid van het hart,
voorbij de horizon verankerd.

Hoop
in deze diepe en krachtige betekenis
is niet hetzelfde als vreugde
omdat alles goed gaat
of bereidheid je in te zetten
voor wat succes heeft.

Hoop is ergens voor werken
omdat het goed is,
niet alleen
omdat het kans van slagen heeft.

Hoop is niet hetzelfde als optimisme.
Evenmin de overtuiging
dat iets goed zal aflopen.
Wel de zekerheid dat iets zinvol is
ongeacht de afloop, ongeacht het resultaat."