Willemina Geertje de Haan-Schiere

* 4 oktober 1921 - † 11 april 2014

Delen, dat was wat mevrouw de Haan deed. Al in het drukke huisje op Breede: iedereen kon altijd meeëten. Ze deelde van wat ze had. Zeker, ze hadden armoede gekend: ze moest meewerken op het land, omdat haar man door een handicap niet genoeg kon verdienen. Intussen bestierde Martha, als oudste van de zes kinderen, het huishouden. Later, toen ze het beter kregen, hield ze niet vast aan het omdraaien van elk dubbeltje, maar deelde ze van wat ze had.

Ze genoot van de vakanties in Rolde, waar ze met haar man op de brommer naar toe reed. Wat vreselijk toen dat niet meer kon, wegens zijn afnemende gezondheid. Hij overleed in 2002. Maar elk jaar, op haar eigen verjaardag, organiseerde ze een feest voor de hele familie. Je kon immers beter schenken met warme hand dan met een koude. Een warme persoonlijkheid had ze, met veel humor. Ze hield alles bij van haar grote familie. En wat was ze trots op haar kinderen en kleinkinderen!

Haar oordeel was zwart - wit. Met name bij kerkelijke zaken kon haar dat in de weg zitten: in eerste instantie vond ze het maar niks als je met iemand thuiskwam van een ander geloof, bijvoorbeeld Hervormd. Maar als ze de aanhang eenmaal had leren kennen, bewoog ze mee, en veranderde het aanvankelijke oordeel in een hartelijk accepteren. Ze wist alles van Bijbel en catechese, en de bijeenkomsten van de Vrouwenvereniging bereidde ze altijd grondig voor; ze kwam er zelfs eerder voor terug uit Rolde. Maar het was voor haar zoals ze het had geleerd. De fusie die in 2004 tot de Protestantse kerk leidde ging aan haar voorbij: ze kon dat allemaal niet meer volgen.

Maar het geloof liet ze nooit los: ze volgde in Winkheem de zangdiensten en de Avondmaalsdiensten. Over het leven na de dood zei ze: "'t zal wel goud komen". Bij haar afscheidsdienst in Warffum, de dag voor Witte Donderdag, lazen we de tekst van het laatste Avondmaal: Jezus die voor het laatst aan tafel zit met z'n leerlingen, en deelt. Mevrouw de Haan volgde Hem, die ook van ons niets anders vraagt dan te delen, niks voor onszelf te houden.

In het delen met elkaar laten we zien hoe God ons leven bedoeld heeft: niet als iets wat we krampachtig voor onszelf moeten houden, maar wat vrucht draagt als we het uit handen durven te geven. Dat is wat Hij zelf deed, en hij vraagt het van ons, omdat wie zo leeft eeuwig leeft. Mevrouw de Haan heeft zo geleefd. Ik hoop en wens dat de mooie herinneringen haar nabestaanden tot troost mogen zijn, en dat zij geïnspireerd blijven door haar levenshouding.

Ds. Ignace Frénay