Wat doen we op zondag?

Mensen komen op zondag bij elkaar, op het luiden van de klok, maar waarom eigenlijk? Waarom zoeken mensen elkaar een uur in de week op, in een al dan niet aantrekkelijk gebouw, en met een al dan niet aantrekkelijke liturgie?

De kern van de zondagse eredienst is eigenlijk een mysterie. We komen bijeen ‘rondom de leegte’, rondom iets (of Iets, of Iemand) dat we niet kunnen zien, maar waarvan we zeggen dat Hij (Zij) ons ziet. Die omkering is noodzakelijk: wij zitten op zondag niet in de kerk om vermaakt te worden (alsof het een t.v.-programma betreft), maar om ons te verdiepen in een geheim. Het wezenlijke van de kerkdienst komt ‘van de andere kant’. Je kunt het zien, soms even, in een (stil) gebed, in een bijbeltekst, een lied, of - wie weet - in de preek. We komen om God te ontmoeten, en onszelf door Hem te laten ontmoeten.

Je kunt die ontmoeting pas ervaren als je openstaat voor dat geheim, bereid bent je gewone dagelijkse beslommeringen achter je te laten, en je te verdiepen in een andere, een vreemde wereld, de wereld van God. ‘Hemel’ heet die wereld van God, en die wereld bestaat uit het visioen van vrede en gerechtigheid voor alle mensen op aarde. De Bijbel vertelt daarover, in vreemde verhalen, die onze eigen verstaanshorizon doorbreken.

Wij komen niet bij elkaar omdat wij in God geloven, maar omdat God in óns gelooft! Dát is waar het om gaat: dat we ons door God aanvaard weten, zonder dat we daar iets voor hoeven te doen (genade heet dat). Maar dat betekent vervolgens wél dat we ook onszelf en elkaar zullen aanvaarden. Omdat ons dat gewoonlijk niet in één keer lukt, proberen we elke week weer een nieuw begin te maken, met God, met onszelf en met elkaar. De zondag is de eerste dag van de nieuwe week! En: geloven doe je wel zelf, maar niet alleen. Daarom komen we als gemeente bij elkaar, zoeken we elkaar op als steun bij het waagstuk van het geloof. De gemeente is een oefenplaats.

Het besef dat we aanvaard worden kan ons vervullen met een diepe vreugde. Maar het vraagt wel van ons dat we méédoen: als je op een feest bent uitgenodigd en je blijft de hele avond aan de kant staan, dan is dat feest saai. Dat geldt ook voor de kerkdienst: als je er alleen maar komt om er iets van mee te nemen, en niet bereid bent jezelf in de waagschaal te gooien, dan gebeurt er niets. Dan is je houding consumptief.

Meedoen met de eredienst is een goede gewoonte. Als je iedere zondag weer opnieuw de keuze moet maken of je wel of niet gaat, krijgt de eredienst een zwaarte die die niet hoeft te hebben. De dienst moet dan aan allerlei opgeschroefde eisen voldoen, en de teleurstelling is dan eigenlijk al ingebakken. Van de andere kant: als je alleen maar gaat vanuit een soort automatisme, en alles wel best vindt, dan blijft het gebeuren leeg.

Bewust meedoen, onafhankelijk van je humeur, in het besef dat God jou nodig heeft voor de komst van Zijn Rijk, daar gaat het om. En staat de vorm van de dienst je niet aan? Verzin een andere, en probeer het uit! Daar is in onze kerken alle ruimte voor, en de predikanten zijn bereid om ieder initiatief te ondersteunen. Ik denk aan de diensten rond ziekte en gezondheid, de jeugdkerk eenmaal per maand in de jeugdsoos, jeugddiensten, vespers, Taizédiensten en dergelijke.

Door het duister naar het licht

Elke zondag vieren we Pasen. Pasen is Goede Vrijdag én Opstanding. Dood en leven zijn twee kanten van dezelfde medaille. In elke dienst maken we een beweging van het duister naar het licht.

Als we een oude kerk binnenkomen dan lopen we vanzelf in de richting van waar het licht vandaan komt, omdat kerken van oudsher west-oost gebouwd werden: veel (oude) kerkgebouwen, zo ook de Torenkerk, zijn ge-oriënt-eerd op het Oosten. De eredienst, de liturgie doet ook niets anders dan ons oriënteren op het licht. We laten het donker achter ons: dat doen we tijdens het eerste gedeelte van de dienst, de Voorbereiding, waarin we, na het ontsteken van de Paaskaars, in het Kyriëgebed het duister benoemen: je moet eerst je onmacht uitroepen en je schuld onder ogen zien, voordat je verder kunt. Maar als je dat gedaan hebt, dan volgt onmiddellijk het Gloria, de lofzang, omdat God groter is dan onze onmacht, groter dan alle schuld. Pas als we dat beseffen, kunnen we open staan voor zijn Woord, en treden we binnen in de geheimzinnige tempel van wat God ons te zeggen heeft.

Het tweede gedeelte van de dienst, de Dienst van het Woord, beginnen we met luisteren. Luisteren naar het Oude en het Nieuwe Testament, meestal volgens een bepaald rooster. Dan volgt de preek, de uitleg van het Woord, waarbij dat wat we gehoord hebben, wordt betrokken op het leven hier en nu. Nu is het gekke dat luisteren op eenrichtingsverkeer lijkt, maar dat is maar schijn. Tijdens het luisteren komt er een innerlijk gesprek op gang, waarbij je alles wat je hoort als vanzelf betrekt op jóuw leven. Vandaar dat iedereen, hoe gek dat ook lijkt, na afloop van de dienst een andere preek gehoord heeft.

Het derde gedeelte van de dienst, Doop en/of de Maaltijd van de Heer, slaan we op zondag meestal grotendeels over. Terwijl Woord en Sacrament toch echt bij elkaar horen! In dit derde gedeelte maken we daadwerkelijk ernst met wat we gehoord hebben, maken we een nieuw begin met God, onzelf en elkaar, en delen we de Maaltijd, waarbij Christus zelf aanwezig is. Dit nieuwe begin oriënteert ons op de weg terug, de kerk uit, want de kerk is er niet voor zichzelf: zij is leven voor de wereld. Vandaar dat er altijd een collecte is (in de eerste plaats voor anderen), en dat we voorbede doen. Tot slot gaan we de dienst uit als gezegende mensen.

Zo is er een innerlijke beweging in de dienst: van het donker naar het Licht, van buiten naar binnen, en weer van binnen naar buiten. Scharnierpunt is het Woord. Wat intussen plaats grijpt is een innerlijke verandering, waardoor we er als andere mensen uitkomen (mits wij daarvoor open staan; zie boven).

Nu volgt een gedetailleerde uitleg:

De Voorbereiding

Het eerste gedeelte van de dienst heet ook wel: de dienst van de voorbereiding. En hoewel het heel gezellig is om voor de dienst met elkaar te praten, en te trachten het orgel te overstemmen, is het de vraag of dat een goede voorbereiding is. Als de kern van de eredienst een mysterie is, dan vraagt dat innerlijk een houding van inkeer en stilte. Het woord mysterie komt van het Griekse werkwoord dat ‘zich sluiten’ betekent, niet om je af te sluiten, maar juist om je van binnen te openen voor de Stem die slechts te horen is in de stilte van het hart. Zoals wanneer je ‘ssst…’ tegen iemand zegt, met je wijsvinger op je lippen, omdat er iets bijzonders komt.

De dienst begint, de Paaskaars brandt of wordt ontstoken, als teken van ons geloof dat Christus het licht van de wereld is. En dan klinkt de aloude opening: ‘Onze hulp is de Naam van de Heer, die hemel en aarde gemaakt heeft’. In woord en symbool wordt duidelijk dat we het niet moeten hebben van al het andere en al die anderen die licht, verlichting en hulp beloven, maar alleen van God. Eén uur in de week zwijgt het getetter van de Ster en van de AEX-index, om ons te bepalen bij wat in het leven écht belangrijk is: de toekomst van de wereld.

‘Licht’ is een beeld voor de toekomst, ‘voor een wereld waar mensen waardig leven mogen’. God sprak in den beginne: er zij licht. Het woord ‘God’ komt ons in kerkdiensten vaak te gemakkelijk over de lippen. Weten we wie we daarmee bedoelen? We zouden kunnen afspreken dat we met ‘God’ bedoelen die Ene, die in de joodse bijbel en in de geschriften over Jezus de pleitbezorger is van vluchtelingen, ballingen, van mensen wier rechten geschonden worden; die solidariteit en gerechtigheid wil, liever dan adoratie en mooie liederen. (Citaat uit de Overdenking van Huub Oosterhuis bij de begrafenis van Prins Claus).

En dan volgt een psalm, een lied, duizenden jaren oud, als inleiding op de dienst. Eigenlijk zou iedereen een of meer psalmen uit z’n hoofd moeten leren, want in deze verzameling van 150 gedichten worden hoogte en diepte, lengte en breedte van ons bestaan uitgemeten: schuld en vergeving, vreugde en verdriet, angst, ziekte, pijn en dood, vertwijfeling, dankbaarheid en visioenen van vrede: werkelijk alles wat ons in het leven raakt kunnen we ergens in de psalmen terugvinden. En de wetenschap dat de psalmen al duizenden jaren gezongen en gereciteerd worden geeft een groot gevoel van verbondenheid met al die mensen die, de eeuwen door, lucht hebben gegeven aan hun gemoed, en beleden hebben dat God er is voor zijn volk.

In het gebed dat nu volgt leggen we onze noden voor God neer, die ze aanneemt als een ‘schoot van ontferming’. We vragen om mee-leven, we vragen of God erbij wil zijn. En dan volgt onmiddellijk een lofzang, een glorialied, want God ís erbij, wil zichzelf met ons delen in Woord en Sacrament.

De dienst van het Woord

Als je de kerkdienst als een tempel beschouwt, dan is de Voorbereiding te vergelijken met de voorhof, en de Dienst van het Woord met het Heilige. In de kerken van de reformatie heeft het Woord de plaats ingenomen van de gewijde ruimte, en eigenlijk ook van de meeste sacramenten. Overal waar het Woord klinkt, wordt de ruimte gewijd, en dat kan net zo goed in de huiskamer zijn als in een galmende kathedraal.

De Dienst van het Woord bestaat uit het gebed om de verlichting met de Geest, een lezing uit het Oude en Nieuwe Testament, en de preek. Die verlichting is nodig, want de bijbel is niet zonder meer begrijpelijk (anders was er ook geen uitleg nodig!). De teksten die we horen staan twee- à drieduizend jaar van ons af, en komen bovendien uit een totaal andere cultuur dan de onze. Probeer Nederlandse schrijvers als Vondel maar eens te lezen, of Louis Couperus, dan voel je al een grote afstand!

Populaire bijbelvertalingen kunnen daarom in zoverre misleidend zijn, dat er geen afstand meer lijkt te zijn tussen ‘toen’ en ‘nu’. Zelf lees ik daarom graag de Statenvertaling: die staat het dichtst bij de grondtekst. Maar het mooiste is natuurlijk om de bijbel in de oorspronkelijke talen (Hebreeuws en Grieks) te lezen. Dat te mogen doen is een voorrecht dat ik als predikant heb; elke week lees ik met een aantal collega’s de teksten van de komende zondag; we vertalen, en proberen de verborgen wijsheid op te graven. Dat je in teksten die toch vaak zo bekend zijn steeds weer iets nieuws kunt ontdekken, is een wonder op zich. En het zijn precies díe vondsten die je tijdens de preek probeert door te geven. De dominee is, net als de kerkgangers, hoorder onder de hoorders, en gaat hen voor in het luisteren.

Nog iets over het leesrooster. We lezen uit het Oude en Nieuwe Testament volgens een van de roosters. Dat voorkomt dat je als predikant alleen maar teksten uitkiest die jou toch wel liggen. Juist het lezen van ‘vreemde’ teksten dwingt je je eigen ideeën los te laten, en te luisteren naar wat Anders is.

Het onbevangen luisteren naar de bijbel en naar de uitleg kan iets in ons veranderen. De werkelijkheid verandert misschien niet meteen, maar wél de manier waarop wij naar de werkelijkheid kijken. Je scherpt je blik, je zet een andere bril op; allemaal uitdrukkingen die erop wijzen dat wij mensen niet aan onze eigen visie vastzitten. Er is ook nog zoiets als een visioen: het Koninkrijk van God. Dát visioen komt tot leven door te luisteren naar het Woord. Uiteindelijk is dat Woord natuurlijk Jezus Christus zelf. Hém komen wij tegen in Woord en Sacrament.

Over de sacramenten

Eigenlijk is er maar één sacrament: Christus, sacrament van de Godsontmoeting (Schillebeeckx). Sacrament betekent niets anders dan dat God de mens wil ontmoeten in menselijke tekenen. “Een zoen uit de hemel”, zó nabij is God. Gods Woord ís Christus. Je zou ook kunnen zeggen dat de werkelijkheid om ons heen het enige sacrament is: die werkelijkheid is schepping, iets wat uiteindelijk niet aan het verval is prijsgegeven, maar object is van Gods liefde en trouw.

Doop en Belijdenis

Dit betekent dat het leven een dieptedimensie krijgt, die het uittilt boven het zinloze, het verwarde, het ver-strooide. Van Luther is bekend dat hij, als hij het moeilijk had, op z’n bureau schreef: Ik ben gedoopt! De doop met water is het teken dat wij worden ingelijfd in het verbond van God met de mensen. Wat je ook meemaakt, waarin je ook wordt ondergedompeld, óndergaan zul je niet! Dat geloof geeft mensen houvast bij alle wederwaardigheden van het leven. Water is in de Bijbel het oerelement van de chaos, dat wat het leven bedreigt: de oerzee, de zondvloed, de Schelfzee. Maar God heeft uiteindelijk al die machten in Zijn hand (dat is ook de diepe betekenis van Jezus ‘die over het water loopt’). De doop vraagt om bevestiging als je volwassen bent en dat heet: belijdenis. Belijdenis doen is geen examen, geen eindpunt van geloof, maar juist een bewust begin van een leven met God. Het is Ja zeggen tegen God, omdat je gelooft dat Hij ‘vanaf den beginne’ Ja tegen jou heeft gezegd. Je mag er zijn; Hij verstaat je nog voordat je tot Hem roept (Jesaja 65,24). Belijdenis doen blijft ook niet bij woorden: het geloof wordt geleefd met handen en voeten: belijden-is-doen.

De Maaltijd van de Heer

Wat houdt ons onderweg op de been?  Van goed eten knap je op, het sterkt je ook geestelijk. Wat je eet dat word je zelf (mann ist was man ißt). We geloven wanneer we de Maaltijd van de Heer met elkaar vieren, dat Hij zichzelf met ons deelt (Mattheus 26,26-30). Zo kunnen we als Jezus worden. “Doet dit tot mijn gedachtenis”, zei Hij. Daarmee is het sacrament van de Maaltijd bij uitstek voedsel voor onderweg. Door Hem na te volgen, worden we als Hij. Het is wél een weg die tegen onze mentaliteit ingaat.

In de film “Seven years in Tibet” showt de hoofdpersoon trots zijn prestaties en medailles van de Olympische spelen aan een inwoonster van de heilige stad Lhasa in Tibet. Zij zegt daarop: “Jullie zijn erop uit om je ego te vergroten, en het uiterste van jezelf te vergen. Bij ons is hij de grootste, die z’n ego heeft afgelegd.”

Dat is ook de weg van Christus: Hij heeft afgezien van eigen eer en macht. Hij heeft zichzelf, met een woord van Paulus, ontledigd (Filippenzen 2,6-11). Want alleen wie afstand kan doen van z’n ego, kan een zinvol bestaan leiden, een bestaan dat getekend wordt door bekommernis met de minsten. Het is het teken van de graankorrel, die sterft om vrucht te dragen. Wie krampachtig vasthoudt aan z’n eigen leven, zal het verliezen, maar wie kan loslaten zal het winnen.

Bewust leven vanuit de betekenis van de sacramenten kan ons vervullen met het geheim van God, dat dan het centrum wordt van ons leven, en er zin en betekenis aan geeft. We mogen ons dan ook, aan het eind van de dienst, gezegende mensen weten.