Preek 'Vredeszondag'

Lezen: Jona 3,10 – 4,11 en Matteüs 20,1-16

Terugkijkend op de grote vredesdemonstratie van 1981, viel me op hoeveel onvrede de demonstranten zelf in zich hadden. Ze demonstreerden voor vrede, ik stond daar zelf ook achter, maar het gebeurde vanuit een grote innerlijke onvrede met hoe het er in de wereld aan toe ging. In zekere zin is dat nog steeds zo: als ik 's morgens wakker word, is het meestal heel vredig in en om me heen, totdat ik de krant lees: dan word ik vervuld met onvrede, en
neem ik me voor om de volgende dag de krant te laten liggen tot het middaguur, als ik wat meer gewapend ben tegen alle ellende die op me afkomt. Zomaar wat artikelen uit de krant van vrijdag:

     De Islamitische Staat, en de djihadgezinnen bij ons,
     boeren met windmolens die niet meer praten met de buren,
     vrouwen die massaal worden ontslagen,
     de OV-bedrijven die 16 miljoen opstrijken doordat mensen vergeten uit te checken,
     de plastic-soep in de oceaan,
     zwijnen die worden gered door de brandweer
     en weer afgeschoten door een jager.
     Vluchtelingen en asielzoekers in Calais,
     die vrachtwagens en veerboten bestormen
     om een nieuw leven tegemoet te gaan.
     Verder berichten over fraude en zakkenvullerij,
     uiteraard geheel marktconform, en volgens de geldende regels.
     En ja, ook één positief bericht:
     de brief van Bisschop Bonny van Antwerpen
     voor de bisschoppensynode over gezin en relaties.

Als ik het rijtje zo opschrijf, werkt het eerlijk gezegd een beetje op m'n lachspieren: zoveel ellende, en dat allemaal gepresenteerd bij mijn ontbijt. Wat te doen? We kunnen een andere krant lezen, maar de kans dat daar nóg meer ellende in staat is groot, het liefst kruip ik dus weer in m'n bed.

Wij staan als eenling tegenover de overmacht van het kwaad dat op deze manier de huiskamer binnenkomt, en ons met één overheersend gevoel laat zitten: ONVREDE. Deze innerlijke reactie herkent u ongetwijfeld Waarom moet dit allemaal zo, wat kan ik eraan doen, en: waarom grijpt God niet in? "Waarom grijpt Gij niet in, met sterke arm?" – ook de psalmist vraagt het zich af.

Maar we staan er alleen voor, alleen voor deze boze buitenwereld zonder God, en waar wij niets aan kunnen doen. Wij staan in de schoenen van Jona, de schertsprofeet. Dat mannetje dat we altijd een beetje zielig vinden, omdat hij z'n roeping ontloopt: hij moet naar Nineve, maar gaat naar Tarsis, precies de andere kant op: hij loopt weg voor wat hij moet doen. Dat is ook onze valkuil.

Nineve, een reusachtige stad, drie dagen had je nodig om er doorheen te komen. Nineve: dat is de grote, boze buitenwereld, waar wij ons het liefste voor verstoppen. We willen er niks mee te maken hebben, en wenden ons hoofd af, net als Jona. en verstoppen ons. Maar één dingen vergeten we: dat God juist deze rottige wereld heeft uitgekozen om te redden. Waar wíj geen toekomst en geen heil meer zien, geeft Gód de hoop niet op.

Daarover gaat het boek Jona, en over onze weerstand daartegen, ons gebrek aan hoop, aan vertrouwen, onze innerlijke onvrede en agressie, onze onbewuste, maar diepe wens dat de hele boel met de grond gelijk gemaakt wordt, zodat we ervan af zijn.

Maar God kijkt anders, en dwingt Jona om anders te kijken. Als Jona boven op de heuvel zit, en afwacht hoe Nineve wordt opgeruimd, laat God een wonderboom opschieten, zo zegt het verhaal – Jona vindt schaduw, maar als die boom vervolgens verdort, wordt Jona woedend. Gods antwoord is:

     'Als jij al verdriet hebt om die wonderboom, waar jij geen enkele moeite voor hebt hoeven doen en die jij niet hebt laten groeien, een plant die in één        nacht opkwam en in één nacht verging, 11 zou ik dan geen verdriet hebben om Nineve?'

Dit verhaal laat ons onze eigen blinde vlek zien: boos als ons iets wordt afgepakt, én boos als de ander niet wordt gestraft.

Wat is dan de blik waarmee we moeten kijken? Dit verhaal poogt ons op het spoor te zetten van hoe God kijkt, met de blik van de compassie, van mededogen. En dan zetten we, ook als we de krant lezen, een andere bril op: dan zien we het gezwoeg van politici om er wat van te maken, en de hoop van asielzoekers op een beter bestaan.

Dan kan de onvrede oplossen in innerlijke vrede en mededogen, omdat we geloven dat God deze wereld niet in de steek laat, en dat wij daar een rol in mogen spelen, niet door weg te lopen, maar door er op in te gaan, door de boodschap van verzoening en vergeving zelf uit te dragen, en vanuit innerlijke rust te reageren op alle onrust om ons heen. Het is makkelijker gezegd dan gedaan, maar een andere weg is er niet, dan alleen: je wapenen met vrede. Zo laat je zien wat je geloof waard is.

En dat alles zal ons ongetwijfeld een beloning opleveren..... Toch? Tenminste, dat is wat Petrus verlangt:

     Mt 19 27 Daarop antwoordde Petrus en zeide tot Hem: Zie, wij hebben alles prijsgegeven en zijn U gevolgd; wat zal dan ons deel zijn?28 Jezus                             zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, gij, die Mij gevolgd zijt, zult in de wedergeboorte, wanneer de Zoon des mensen op de troon zijner                               heerlijkheid zal zitten, ook op twaalf tronen zitten om de twaalf stammen van Israël te richten. 29 En een ieder, die huizen of broeders of                           zusters of vader of moeder of kinderen of akkers heeft prijsgegeven om mijn naam, zal vele malen meer terugontvangen en het                                       eeuwige leven erven. 30 Maar vele eersten zullen de laatsten zijn, en vele laatsten de eersten.

En dan vertelt hij die merkwaardige gelijkenis over de arbeiders van het elfde uur, met een Heer des Huizes die veel mensen nodig heeft voor het werk in z'n wijngaard. Zo'n heer des huizes bestaat gelukkig, in elke tijd wel één; iemand die mensen aanneemt die niemand nodig heeft. In Mensingeweer was er een boer Dijksterhuis die ook mensen aannam die elders niet aan de bak kwamen.

Want ze zijn er nog steeds: de arbeidsgehandicapten, de mensen die niet meer terecht kunnen in de veilige omgeving van een sociale werkplaats, omdat die wegbezuinigd zijn. Die heen en weer geschoven worden van het een tijdelijke contract naar het andere, of geen baan meer kunnen krijgen omdat ze 'te oud' zijn. Ze hebben geen rechten meer, maar zijn afhankelijk geworden. Ze zien hun inkomsten dramatisch zakken, moeten hun huis verkopen, krijgen spanningen in hun relatie, raken verward. Economisch afgeschreven. Maar de Heer des Huizes van de parabel heeft een andere opvatting van economie: iedereen mag meedoen in de wijngaard, en iedereen krijgt, niet wat hij verdiend heeft, maar wat hij nodig heeft. Een daginkomen, dat was afgesproken met de arbeiders van het eerste uur, én met die van het laatste uur. De eersten krijgen geen bonus, alleen krijgen wat nodig is om te leven.

In Nederland zijn we al een eind in die richting, met de AOW namelijk, een basisinkomen voor ouderen. Zoiets, maar dan voor iedereen, is nog geen realiteit. Hoewel: er zijn al wel plaatsen waar deze goddelijke economie werkelijkheid is: ik denk aan kloosters, waar iedereen afstand doet van persoonlijk bezit, z'n talenten inzet voor de gemeenschap, en van de gemeenschap terugkrijgt wat hij nodig heeft. Het gezamenlijk bezit, de gelofte van armoede, helpt tegen jaloezie en na-ijver. Hoe kom je er achter wat mensen nodig hebben? Ik citeer Bert van der Woude, in zijn prachtige commentaar op Jona:

     "Hoe kom je er achter wat mensen nodig hebben? Het is het laatste wat God aan Jona vraagt. Je zou het zo kunnen zeggen: Heb je ooit een mens,         met name in dat boze Nineve, werkelijk liefgehad? Veroordelen is zo makkelijk, vooral wanneer daar agressieve of gekwetste gevoelens, of                     teleurgestelde liefde achter schuil gaan. Liefde die omgeslagen is in afwijzing en de wens tot vernietiging. Zou jij, Jona, zeg eens eerlijk, zou jij iets         van droefheid bij jezelf bespeuren als Nineve er niet was? Wat begrijp je van het leven als je zo makke­lijk en zonder verdriet over het bestaan van           mensen heenstapt? Hoe kun je dan verwachten dat men jouw teruggetrokkenheid merkt en betreurt? Zit niet in je wens te willen sterven een laatste       hunkering naar aandacht en grootheid? Je maakt jezelf kapot als niemand ja tegen jou mag zeggen. Maar jij kunt dat ook: ja tegen een ander                 zeg­gen!"

Ja tegen een ander zeggen, ja zeggen tegen mensen die niemand wil, dát is wat de heer des huizes doet. En door de volgorde van uitbetalen pepert hij het de hardstwerkenden nog eens flink in: het gaat er niet om hoeveel je hebt bijgedragen, maar dát je hebt bijgedragen. En je krijgt, niet wat je verdiend hebt, maar wat je nodig hebt.

Daarom zit in deze koffer van de goddelijke economie een grote bril, waarmee we uitgenodigd worden om anders tegen de wereld aan te kijken, namelijk met de ogen van Hem die ons geschapen heeft als broeders en zusters in één wereld.

Ds.Ignace Frénay